H1. Kenmerken van het Hammondorgel
|
Inhoudsopgave van deze pagina |
1. Globaal beeld van een Hammond-orgel
2. De onderscheidende kenmerken van het Hammond-orgel
2.1. Het toonwiel-systeem
2.2. De percussions
2.3. De leslie
2.4. De keyclick
2.5. De drawbars, een inleiding
3. Presets
|
|
1. Het Hammond-orgel in grote lijnen
|
L. Hammond (1895) |
Het was L. Hammond (1895) die in 1934 een "pijploos
orgelachtig instrument" ontwierp waarvan de toon
langs elektronische weg werd voortgebracht. Het werd een
revolutie in de orgelwereld, die tot dan toe vrijwel
uitsluitend lucht als geluidsproducerend medium kende.
Hammond Instrument Company, later Hammond Organ Company,
gehuisvest aan 4200 West Diversey Avenue in Chicago 39,
Illinois, werd met L. Hammond als president een bloeiend
bedrijf. De merknaam Hammond werd een begrip.
|
Toonwielorgels |
Hieronder treft u een afbeelding aan van een
Hammond-orgel uit de toonwielperiode (figuur 2).
Het zijn de Hammonds uit de toonwielperiode, die het
onderwerp vormen van deze website. Alvorens de meest in
het oog vallende kenmerken van deze orgels te behandelen,
treft u eerst een algehele beschouwing van het instrument
aan. De toonwielorgels worden overigens tegenwoordig niet
meer standaard geproduceerd (nog wel op bestelling tegen
aangepaste prijzen), omdat alleen al de kosten van het
toonwiel-systeem het orgel uit de markt prijzen.
Figuur 2. Overzicht Hammond toonwielorgel
Het afgebeelde orgel heeft twee klavieren van elk vijf
octaven, links aangevuld met elk een octaaf van
"negatief" gekleurde toetsen, de presets. Het
heeft bovendien een pedalenbak van twee octaven groot. In
tegenstelling tot vele hedendaagse orgels met 13-tonige
pedalen waar altijd maar één pedaal tegelijk kan
klinken, zijn er bij deze Hammond-orgels evenzovele tonen
hoorbaar als er pedalen worden ingedrukt. Dit geldt
trouwens voor vrijwel alle orgels met grotere
pedalenbakken.
Rechtsonder zijn de aansluitingen zichtbaar voor de
netspanning en voor de luidsprekerboxen cq lesliebox(en).
Boven het bovenklavier zitten de registers. Bij het
afgebeelde orgel zijn vrijwel alle registers drawbars.
Andere namen voor drawbars zijn: tonebars,
schuifregisters en trekregisters. Op deze site zal
voornamelijk de naam drawbar worden gebruikt.
Van links naar rechts ziet u eerst de vibrato draaiknop.
Deze knop kan volledig worden rondgedraaid en kent zes
standen: drie vibrato-standen en drie chorus-standen.
Vervolgens ziet u twee groepen van elk negen drawbars, de
groepen a en b. Deze beide groepen zijn alleen te
gebruiken op het bovenklavier en zijn selecteerbaar
middels de presets (de toetsen Bes en B).
Daarnaast zitten twee drawbars waarmee de samenstelling
van het pedalengeluid wordt geregeld. Vervolgens weer
twee groepen drawbars, die identiek zijn aan de vorige
groepen en die ook weer selecteerbaar zijn via de
presets. Tenslotte zitten rechts van de drawbars de
startknoppen. Waarom dit er twee zijn, wordt uitgelegd in
de paragraaf over het toonwiel-systeem (paragraaf 2.1).
|
|
2. De kenmerken van het Hammond-orgel
|
De kenmerken |
Wat Hammond zo beroemd heeft gemaakt en deels nu nog van
andere orgels onderscheidt, zijn (in willekeurige
volgorde) zaken als:
1. Het toonwiel-systeem
2. De percussions
3. De leslie
4. De keyclick
5. De drawbars
Deze kenmerken worden in de volgende paragrafen nader
toegelicht.
|
|
2.1. Het toonwiel-systeem
|
91 toonwielen |
Tientallen jaren lang werden de geluidstrillingen van het
Hammond-orgel niet opgewekt op een elektronische manier
zoals dat bij de huiskamerorgels van tegenwoordig
gebeurt, maar langs elektro-magnetische weg. Op dit
principe berust de werking van de toongenerators, of
beter de toonwielgenerators of kortweg de toonwielen.
In totaal zijn er bij een Hammond-orgel 91 toonwielen.
Deze 91 toonwielen brengen 91 getemperde toonhoogten
voort die gebruikt worden voor de grondtonen
(basisregisters) en de (harmonische) boventonen.
De laagste toon is de C van het eerste octaaf bij gebruik
van het basisregister, de 8' (spreek uit: acht voet).
Vijf octaven van 12 toetsen plus de allerhoogste C
brengen 61 tonen binnen bereik van dit register. De
eerste consonant (4') voegt 12 tonen aan dit bereik toe
(wordt 73). De tweede consonant (2') nog eens 12, hetgeen
leidt tot een totaal van 85. De derde consonant (1') gaat
nog 6 tonen hoger en eindigt bij de fis van het hoogste
octaaf. De g daarboven is een herhaling van de g uit het
vierde octaaf, enzovoort. Aan de onderkant ontstaat bij
de 16' ook een herhaling: het eerste octaaf en tweede
octaaf zijn in toonhoogte identiek.
|
Magnetisch veld |
Voor het opwekken van de 91 tonen draait een stalen
toonwieltje (dit is een soort tandwieltje, maar dan
afgevlakt tot een veelhoekig toonwieltje) vlak voor een
magnetisch staafje met een spoeltje eromheen. U kunt zich
dit het best voorstellen als een klosje garen om een
staafje met kort boven het platte vlak van dat klosje een
tandwieltje. Het toonwieltje draait om een as. Als een
tandje voor het spoeltje komt ontstaat een ander
magnetisch veld dan wanneer een inkeping voor het
spoeltje komt. Elk toonwiel heeft zijn eigen hoeveelheid
tandjes en evenzovele inkepingen. Het veranderen van het
magnetisch veld verandert het spanningsveld in het
spoeltje, hetgeen wordt versterkt en in een sinustoon
wordt omgezet.
|
Twee startknoppen |
De oudste toonwielorgels worden opgestart met twee knoppen. Bij de latere orgels zijn deze functies gecombineerd in één startknop. Bij orgels met twee startknoppen brengt de eerste een startmotor op gang die een as
aandrijft. Als die as op toeren is, wordt de andere
schakelaar omgezet en brengt de as de motor op toeren die
de tandwielen laat draaien. Door het geheel handig te
groeperen en door te verbinden, wordt de omvang van de
tandwielbak beperkt tot circa 1 bij 2 bij 8 decimeter.
|
Olie |
Er zijn toonwielen met 2, 4, 8, 16, 32, 64 en 128 tanden.
Door de juiste overbrengingen te kiezen, draait een
toonwiel op telkens 12 verschillende snelheden. Hiermee
wordt het totale bereik van het instrument ingevuld.
Het bovenstaande is slechts een summiere beschrijving van
de werkelijke techniek. Er zitten nog 5 balanswieltjes in
en vele poreuze lagers. Zeer belangrijk is dat eigenaars
van toonwielorgels hun instrument zo eens per jaar
(laten) smeren met speciale Hammond olie. De olie wordt
in tuitjes aan de bovenzijde van de tandwielbak gedaan
vanwaaruit deze via katoenen draadjes wordt verspreid
over de gehele tandwielbak.
|
|
2.2. De percussions
|
Second en third |
Van de percussions kan in het kort worden gezegd dat
Hammond op diverse typen twee soorten percussions kent:
de "second" en de "third". De second
benadrukt de toonhoogte, die overeen komt met de tweede
harmonische drawbar, de 4' (zie voor verklaring van
gebruikte terminologie hoofdstuk 2). De third
benadrukt de toonhoogte die overeenkomt met de derde
harmonische drawbar, oftewel de 2-2/3'. Sommige orgeltypen
laten het toe beide percussions gelijktijdig toe te
passen, maar bij de wat oudere toonwieltypen is óf de
één mogelijk, óf de ander.
De percussions accentueren het begin van een noot en
geven het spel een swingend, jazz-achtig karakter. Andere
merken orgels die onder zogenaamde preset-registers
Hammond geluiden trachten na te bootsen, verwerken vaak
standaard dit percussion-effect. Toch blijft voor de
echte liefhebber het echte percussion-geluid van een
toonwiel-Hammond herkenbaar uit duizenden. Opmerkelijk is
tenslotte, dat het inschakelen van percussion op de
toonwiel-orgels automatisch het uitschakelen betekent van
het hoogste register, de 1'.
|
|
2.3. De leslie
|
De enige echte |
Van de leslie is bekend, dat menig fabrikant claimt de
enige echte in huis te hebben. Wie van hen gelijk heeft,
is van minder belang. Wel staat vast dat Hammond al sinds
jaar en dag gebruik maakt van buiten het orgel opgestelde
leslieboxen, waarbij de kast zelf meestal een
schitterende eenheid vormt met het Hammond-meubel.
Of het nu wel of niet de originele leslie is, vast staat dat de
leslieboxen die op de Hammond-orgels kunnen worden
aangesloten of in de latere types ook standaard al zijn
ingebouwd, een diepte en warmte aan de
Hammond-sound geven die zijn weerga in de orgelwereld niet
kent. Het langzaam opzwepen van chorus naar leslie mag
dan ook niet worden gezien als een van de vele
speelhulpen, maar is als het ware een zelfstandig
register met een eigen karakteristieke sound.
|
|
2.4. De keyclick
|
Kortstondige ruis |
De keyclick is het korte, onopvallende geluidje dat een
Hammond vertoont op het moment dat een toets van een van
de klavieren wordt ingedrukt. Het is een geluidje met de
kenmerken van een storing. Het komt over als een
kortstondige ruis. De overlevering vertelt dat de
keyclick van oorsprong niet als onderdeel van de
geluidsvoortbrenging is ontworpen, maar gezien moet
worden als een soort ontwerpfout. Niettemin creëert het
een heel eigen effect, dat in de hedendaagse
elektronische orgels vaak via een apart register kan
worden ingeschakeld of in een nagebouwde
Hammond-registratie is verwerkt.
Voor technische beschouwingen verwijs ik u wederom naar
andere locaties op het Internet.
|
|
2.5. De drawbars, een inleiding
|
Traploos verstelbaar |
Wie aan Hammond denkt, denkt aan drawbars
(schuifregisters). Het traploos verstelbaar maken van
registers is een geniale vondst geweest. De drawbars
brengen in feite elk denkbaar geluid binnen uw bereik.
Toch is het registreren met deze drawbars eerder gezegd
dan gedaan...
|
Klankkleuren |
Muziekgeluiden zijn min of meer te vergelijken met
kleuren. Het karakter van beide is het resultaat van een
mengsel van verschillende elementen. Neem bijvoorbeeld de
kleur groen, die een combinatie is van blauw en geel.
Toch zijn er oneindig veel nuances binnen de kleur groen,
afhankelijk van de hoeveelheden blauw of geel die aan de
kleur worden toegevoegd. Hetzelfde geldt voor de kleur
oranje, die een mengsel is van rood en geel.
Op dezelfde manier hebben muziekgeluiden hun
meng-elementen, die eenmaal in de juiste verhouding
samengebracht, resulteren in een geluidsmengsel, dat het
effect heeft van één enkele klankkleur. De drawbars
geven u deze geluid-elementen. Er wordt uitgegaan van een
basisregister, waar u allerlei harmonische- of boventonen
aan kunt toevoegen in verschillende sterktes. Bovendien
biedt Hammond u ook sub-basisregisters om de
uiteindelijke klankkleur naar wens wat zwaarder, wat
dieper te maken. Elk geluid dat u kent, van doedelzak tot
viool, van harp tot trompet, is het resultaat van een som
van een basisklank plus boventonen.
Figuur 3. Registers met hun tonen
|
Voetmaten |
Figuur 3 laat u zien op welke wijze de harmonische tonen
aan het basisregister worden toegevoegd. Het
basisregister is register nummer 3, de 8-voet (8'). Als
dit register wordt uitgetrokken en de centrale C wordt
ingedrukt, dan hoort u de lage C van de bovenste
notenbalk. Terwijl de centrale C ingedrukt blijft,
schuift u register 3 weer helemaal in en trekt register 1
helemaal uit. U hoort dan de C van precies een octaaf
lager.
Zo verschillen de registers 1, 3,
4, 6 en 9 telkens een octaaf van elkaar. Het zijn elkaars
consonanten, medeklinkers. Hun voetmaten zijn
respektievelijk 16', 8', 4', 2' en 1'.
Op vergelijkbare wijze brengt het bruine register 2 bij het
indrukken van de centrale C de G ten gehore van de
bovenste notenbalk. Register 2 verschilt namelijk een
quint van register 3. Zo verschilt register 4 een quint van 5
en 8 een quint van 6. Een rare eend in de bijt is
register 7, dat een terts van 6 verschilt. De voetmaten
van de registers 2, 5, 7 en 8 zijn respektievelijk
5-1/3', 2-2/3', 1-3/5' en 1-1/3'.
Voor het registreren en omgaan met drawbars wordt u
kortheidshalve verwezen naar het hoofdstuk 2 dat daar
volledig aan is gewijd.
|
|
3. Presets
|
Negatief gekleurd |
Diverse Hammond-orgels, vooral de wat oudere types en/of
de wat grotere types, hebben links van de uit vijf
octaven bestaande klavieren nog een extra octaaf zitten,
dat "negatief" is gekleurd; dat wil zeggen, de
toetsen die normaal wit zijn, zijn dan zwart en
omgekeerd. Deze negatief gekleurde toetsen zijn
zogenaamde presets, voorgeschakelde geluiden.
Op deze presets staat evenwel niet aangeduid welke
geluiden van fabriekswege eronder zijn aangebracht.
Vandaar eerst even een overzicht van de standaard
ingestelde presets en hun betekenis. Daarna zal ik u
tonen dat deze presets eenvoudig door u zijn na te maken
door drawbars op een juiste wijze met elkaar te
combineren. In bijlage 3 kunt u lezen hoe u de presets zelf kunt wijzigen
|
De presets |
In onderstaande tabel staat in de laatste kolom een
volume-aanduiding zoals die in de muziek gebruikelijk is
(p=piano, f=forte). De kolom verwijst naar de volumes die
de registers in onderlinge samenhang bezitten.
|
Bovenmanuaal |
BOVENMANUAAL
|
Presettoets |
Registratie |
Naam cq betekenis |
Volume |
C |
|
Opheffen presets |
|
C# |
00 5320 000 |
Fluit |
pp |
D |
00 4432 000 |
Dulciana |
ppp |
D# |
00 8740 000 |
Franse hoorn |
mf |
E |
00 4544 222 |
Salicional |
pp |
F |
00 5403 000 |
Fluit (8' & 4') |
p |
F# |
00 4675 300 |
Oboe horn |
mf |
G |
00 5644 320 |
Swell diapason |
mf |
G# |
00 6876 540 |
Trompet |
f |
A |
32 7645 222 |
Full swell |
ff |
A# |
|
Activeert eerste groep drawbars |
|
B |
|
Activeert tweede groep drawbars |
|
|
Ondermanuaal |
ONDERMANUAAL
|
Presettoets |
Registratie |
Naam cq betekenis |
Volume |
C |
|
Opheffen presets |
|
C# |
00 4545 440 |
Cello |
mp |
D |
00 4423 220 |
Fluit & strings |
mp |
D# |
00 7373 430 |
Clarinet |
mf |
E |
00 4544 220 |
Diapason, gamba en fluit |
mf |
F |
00 6644 322 |
Great, no reeds |
f |
F# |
00 5642 200 |
Open diapason |
f |
G |
00 6845 433 |
Full great |
ff |
G# |
00 8030 000 |
Tibia clausa |
f |
A |
42 7866 244 |
Full great with 16' |
fff |
A# |
|
Activeert eerste groep drawbars |
|
B |
|
Activeert tweede groep drawbars |
|
|
Solo-geluiden |
Op het eerste oog valt wellicht niet op dat hier een
bepaalde logica inzit. De witte toetsen C#, D#, F# en G#
zijn evenwel solo-instrumenten, terwijl de zwarte toetsen
D, E, F, G en A samengestelde geluiden zijn. De witte
toetsen op het bovenklavier staan namelijk
respektievelijk voor Fluit, Franse hoorn, Oboe en
Trompet, en op het onderklavier voor Cello, Clarinet,
Open diapason en Tibia clausa.
Als u op het bovenklavier met een solo-instrument speelt,
zult u op het onderklavier meestal een samengesteld
geluid willen gebruiken, bijvoorbeeld een ensemble.
Bovendien, als u op het bovenklavier een wat zachter
geluid heeft gekozen, mag de begeleiding op het
onderklavier dit normaliter niet overstemmen. De volgende
tabel geeft u enkele suggesties voor het combineren van
solo-presets met begeleidende presets.
|
Solo met begeleiding |
Bij het spelen
van de solo op het onderklavier
|
Solo preset |
Naam |
Begeleidingspreset bovenklavier |
D# |
Clarinet |
D, E of F |
F# |
Open diapason |
D, E of F |
G# |
Tibia |
D, E of F |
Bij het spelen
van de solo op het bovenklavier
|
Solo preset |
Naam |
Begeleidingspreset onderklavier |
D# |
Franse hoorn |
D of E |
F# |
Oboe horn |
D of E |
G# |
Trompet |
D of E |
|
Veranderen van presets |
Menig organist zou graag onder de preset-toetsen andere
geluiden hebben. Het insleutelen van voorgeschakelde
geluiden naar eigen keuze biedt de mogelijkheid om nog
geraffineerder met de mogelijkheden van het orgel om te
springen. Bij de Hammond-orgels is deze mogelijkheid tot
het veranderen van presets aanwezig, al moet u dan niet
terugschrikken voor een wirwar aan draadjes. Wilt u lezen
hoe u dit kunt doen, kijk dan in bijlage 3:
"Het zelf veranderen van presets". |
De kunst van het registreren |
Lees nu verder in hoofdstuk 2 dat is gewijd aan de kunsten
van het registreren met drawbars.
|
|
|